Vooral als kinderen op jonge leeftijd steeds weer aan grote angsten blootstaan in het contact met hun familieleden, wordt het een onderdeel van hun persoonlijkheid. Dit verschilt echt met mensen die op latere leeftijd zoiets meemaken, omdat een kind op jonge leeftijd nog niet zo veel reserves heeft om met angst om te gaan. Een mens dat ouder is, heeft dit vaak al wel, vooral natuurlijk als zij van huis uit een stabiele en stevige basis mee hebben gekregen.
Wat je ziet bij zulke kinderen, is dat ze in hun volwassen leven door ogenschijnlijk kleine dingen die gebeuren in de buitenwereld, ontzettend angstig kunnen worden. In de gevallen dat zij hun agressie naar zichzelf richten, is een klinische therapie aan te raden. Ontdekken wat de bron van angst is, en de agressie naar buiten leren richten met behulp van hun fantasie, kortom: de bron van angst leren bevechten, is dan heel effectief omdat het voor meer stabiliteit zorgt en een betere kwaliteit van leven.
In sneltreinvaart worden zulke patiënten in zo’n klinische therapie door een ontwikkeling geleid. Als er sprake is van onoverkomelijke trauma’s, dan zal de patiënt de agressie nodig blijven hebben, ook in het latere leven. In die gevallen is de therapie ook gericht op het leren hanteren en leren balanceren van deze heftige gevoelens. Bij zulke patiënten is ook vaak gestoord gedrag ontstaan, om om te gaan met de grote angst. Gedrag dat in het volwassen leven dan tegen de patiënt gaat werken, en de angst in stand houdt. In de therapie zal dan ook de focus gelegd worden op het afleren van dit gedrag, en zal gezond gedrag gestimuleerd worden. Zo kunnen ook hier de scherpe kantjes van afgehaald worden.