Hoofdstuk

1.1

In dit hoofdstuk beschrijf ik de eerste 12 jaar van mijn jeugd, waarin ik een moeilijke start van het leven had.

Mijn jeugd
1984-1996

Alle namen in dit verhaal, behalve mijn eigen naam, zijn gefingeerd.

Ik kan het me nog goed voor de geest halen. Het is m’n eerste herinnering. Als klein ventje, liggend op m’n moeders buik. Ultieme veiligheid. Één met m’n moeder. M’n moeder heeft een badstof pyjama aan, en ik voel de fijne structuur van de stof. Dit mag eeuwig duren. M’n moeder heette Maria. En m’n vader heette Hector. Ze hadden elkaar ontmoet op de zangvereniging, één week voor de verjaardag van mijn vaders moeder, mijn oma. Mijn moeder had meteen een oogje op hem, en was teleurgesteld toen hij er de volgende week niet was. Ze wist natuurlijk niet dat hij naar de verjaardag van z’n moeder was. Nog een week later, en hij is er gelukkig weer en ze spreekt hem aan, terwijl dat toch echt iets is, wat ze niet heel makkelijk doet. Maar vanaf het begin af aan voelt ze zich zeer bij hem op haar gemak. En m’n vader ook bij haar. Sinds die tijd zoeken ze elkaar altijd op, en het is een heel charmant liefdesverhaal hoe zij loyaal aan elkaar zijn en een aantal jaren later trouwen. Zij krijgen hun eerste zoon, genaamd Anton, in 1981. Bij de bevalling gaat het mis en m’n moeder moet 6 weken met krukken lopen om te herstellen en houdt blijvende schade over aan haar bekken. Ze is huiverig om nog eens een bevalling op de gewone manier te doen, dus wanneer het in 1984 mijn beurt is om geboren te worden, samen met mijn tweelingzusje Lauren, kiest ze voor een keizersnede. Mijn ouders wisten van tevoren dat het een tweeling ging worden, en waren dolgelukkig met ons. Lauren werd eerst geboren. En twee minuten later volgde ik. Lauren en ik zouden dus samen de wereld mogen ontdekken. Ze is een heel ander type dan ik. Ik geef al snel de indruk dat ik wat te kort gekomen ben in de buik van mijn moeder, want als mijn ouders even de fles uit mijn mond halen, dan snak ik er naar alsof iedere keer de laatste kan zijn. Mijn zus niet. Die vindt het allemaal wel best. En drinkt gewoon rustig wat ze aangeboden krijgt. Mijn vader tekent het prachtige geboortekaartje. En we worden als we nog baby zijn gedoopt.

M’n moeder noemt me vaak haar clowntje en spreekt me regelmatig aan met “pralleke”. Ze is erg lief en behulpzaam en ze kan ontzettend enthousiast zijn als ik weer iets nieuws heb geleerd. Dan is ze heel trots, en dat krijg ik snel door. Ik ben dolgelukkig als ze zo enthousiast is, of uitgebreid lacht naar me, of naar me knipoogt, of als ik lekker kan knuffelen met haar. Ik word zelf ook een heel enthousiast kind, en ben vaak heel vrolijk. Mijn vader zie ik minder dan m’n moeder. Hij is doordeweeks aan het werk, terwijl mijn moeder voor ons zorgt op die momenten. Hij is ook vaak lief, en heel vrolijk, fluit en zingt veel en noemt me vaak “Jesse-boy”. Wel is hij regelmatig druk met dingen, dus de afstand tot hem voelt wat groter dan bij mijn moeder. Maar het spelen is erg leuk en er is zeker affectie. Vooral het “rugje kriebelen” is favoriet bij mij. Lekker uitgebreid over de rug gekrabbeld worden, wat mijn vader onze hele jeugd doet. Een hele fijne herinnering. En verder doen m’n ouders echt alles voor me. Dat is wat altijd als heel fijn heeft gevoeld. Ook de momenten dat we naar bed worden gebracht zijn fantastisch. En heel arsenaal aan liedjes en verhaaltjes kwam dan tevoorschijn en we vroegen vaak om dezelfde verhaaltjes, die m’n vader zelf verzon. Het zijn hele veilige momenten.

Toch krijgt het prachtige begin ook een andere kant na een tijdje. Anton, mijn broer, was hoogbegaafd. Mijn ouders stimuleerden hem heel erg om dingen te leren. Hij werd wel eens getest. En zulke hoge scores hadden ze nog nooit gezien bij een kind. Vooral mijn moeder werd daar heel enthousiast van. Ik had al vroeg door dat het vaak ging om het kunnen en kennen van dingen. “Kun jij dit al? En dit?” bespraken de kinderen met regelmatig met elkaar, en mijn broer die twee-en-een-half-jaar ouder was, kwam er natuurlijk altijd uit als de beste, dus ik keek ontzettend naar hem op, want hoe slimmer je was, hoe meer aandacht je kreeg, zat in mijn hoofd. Als ik wat meer de wereld wilde ontdekken, riep mijn moeder vaak of ik terug bij haar kwam zitten. Ze genoot zelf ook intens van de aandacht die wij haar gaven. Die veilige symbiose was heel fijn, maar ja, op een gegeven moment leer je dat er meer is in de wereld dan alleen je moeder, en wil je gaan ontdekken. M’n moeder waarschuwde dan vaak voor gevaar. Ze kon niet zo goed het verschil aangeven tussen mij, m’n zus, en haarzelf. We waren dan één. Ik had er moeite mee dat ze op sommige momenten zo druk was met het regelen van praktische zaken, en ik had dan niet echt het gevoel dat ze mij en m’n zus goed zag! Maar goed, dat hoeft niet zo een probleem te zijn, want kinderen kunnen natuurlijk met hun emoties aangeven wat ze prettig en niet prettig vinden. En Lauren en ik hadden natuurlijk ook elkaar. Maar hierdoor bouwde er een soort ondeugendheid in me op en een wil om me te verzetten, iets wat betrekkelijk normaal is voor een jong kind. Mijn moeder begrensde dat te weinig en trok me iedere keer terug in de symbiose. Ze was iedere keer gekwetst wanneer ik me verzette, waardoor ik een angst kreeg dat zij kapot zou gaan, als ik m’n eigen dromen na zou jagen.

Mijn vader dacht, denk ik, dat kinderen zich automatisch goed gedragen en dat je ze nooit hoeft te corrigeren. Als hij ons dan toch moest corrigeren, blies hij zichzelf erg op, alsof hij z’n gevoel niet op een gematigde manier naar buiten kon brengen. Wat een grens was, wist hij niet. In plaats van een grens uit te spreken met z’n mond, kreeg je meestal een draai om je oren, of een tik in je gezicht als je niet luisterde. Want dan zat z’n woede zich echt op te bouwen, in plaats van dat hij gewoon rustig ‘Nee’ zei.

Één van de eerste bewuste herinneringen waarbij het echt misging, maar zeer zeker niet de eerste keer waarbij ik plots deze andere kant van hem leerde kennen, was toen mijn ouders aan het behangen waren. Er stond een behangtafel in de gang voor de trap, en ik kwam net naar beneden lopen, maar ik kon er niet langs. Ik wilde aandacht en was de hele tijd op een fluitje aan het blazen, en in plaats van dat mijn vader zei: “Jesse, ik wil dat je stopt met dat fluitje. Het is nu genoeg geweest,” blies mijn vader zich toen erg op, en kreeg ik een vervelende preek over me heen, waarin hij mij totaal niet zag. Ik werd bang van hem want hij kwam meteen heel dreigend over, en ik verzette me daar tegen en blies toen ondeugend met het fluitje in z’n gezicht. Het was mijn manier om te zeggen: “Als je zo tegen me praat, dan luister ik niet!” Toen veranderde z’n gelaatstrekken, en hij werd wild. Hij veranderde in een monster. Het stond totaal haaks op de lieve man die hij normaal was. Ik rende terug naar boven. Ik was heel bang toen. Hij smeet de behangtafel opzij, en kwam achter me aan als een dolle. Ik was bijna op de tweede verdieping toen het monster me bereikte. Hij plukte me zeer agressief van de trap als een totaal doorgeslagen iemand die totaal de controle verloor, schudde me wild door elkaar, smeet me op het bed, trok m’n broek naar beneden en kreeg een pak slaag op m’n blote billen, wat zeer vernederend was. Daarna was hij weg, en was ik alleen met mezelf. Hij zag niet hoeveel angst ik voor hem kreeg. Hij was blind ervoor. Ook m’n moeder zag niet hoeveel angst ik voor hem kreeg. Zij was hier ook blind voor. Ik heb nog moeite om oude foto’s van mezelf terug te zien, want altijd staat de angst op mijn gezicht geschreven. Ik kom over als een heel zachtaardig ventje dat dromerig de wereld inkijkt.

Nog een moment dat het misgaat is wanneer mijn broer niet wil luisteren naar mijn vader. Ze staan op de overloop op de eerste verdieping van ons huis. Ik sta geschokt toe te kijken wanneer hij m’n broer als een dolle door elkaar begint te schudden. Mijn broer brengt af een toe een kreet van verzet uit, maar m’n vader gaat gewoon door, totdat hij luistert en zijn verzet onderdrukt. Zo zet je je kind in een absolute gevangenis.

Ook m’n zus kreeg er van langs. Hij sloeg niet alleen om een grens aan te geven, hij nam ook ónze grenzen niet serieus en dwong je dan om te doen wat hij voor ogen had. Als wij dan boos werden, wat een logisch gevolg is als je grenzen niet gerespecteerd worden, dan sloeg hij je meerdere keren in je gezicht. Zo ook dus bij m’n zus, en dat vond ik nog erger dan wanneer hij mij sloeg. Ik had regelmatig ook strijd met mijn zus. Omdat het contact met mijn vader zo onveilig voelde, had ik altijd aandacht van m’n moeder nodig om die angst te dempen. Want ze steunde me en troostte me, en maakte me altijd rustig als ik bang was. Dan trok ze me terug in die symbiose en dat hielp dan ontzettend. Dus ik had grote moeite om de aandacht van mijn moeder met mijn zus te delen. Het ergste trauma was wanneer ik zelf ruzie had met mijn zus en boos was op haar en haar sloeg, en dat ze dan tekeer ging tegen me en me een sadist noemde (terecht!), en m’n vader háár herhaaldelijk sloeg in haar gezicht, als hij zich er mee bemoeide. Dat is meerdere keren gebeurd, de laatste keer toen ze iets van 15 was. De laatste keer dat dat gebeurde was wel zo een groot onrecht naar mijn zus toe, dat ik er nog steeds vaak zeer veel verdriet om heb. Dit soort dingen gebeurde al vroeg in mijn leven, maar eigenlijk m’n hele jeugd lang. Ik had ook altijd het idee dat mijn vader meer om z’n spullen gaf, dan om mij. Dat was niet zijn bedoeling, maar dat was wel het idee dat ik kreeg. Toen ik wat ouder werd, was het aan tafel ook regelmatig hommeles. Als mijn zus en ik ruzie hadden en mijn vader koos partij voor mij, dan werd ik boos op hem. Ik kon er niet tegen wanneer hij iets tegen m’n zus zei, want ik voelde altijd dat zij kapot ging, en ik wist hoe dat voelde. Ik hield veel van m’n zus, ze was altijd ontzettend belangrijk voor me, en we deden alles samen, en speelden ook veel samen, maar we botsten ook regelmatig. We zaten in elkaars vaarwater. Maar we maakten het meestal wel weer goed, zeker in onze latere levens. Mijn vader maakte het niet goed met ons wanneer hij zo tekeer was gegaan. Wanneer hij een uitbarsting had, voelde hij geen spijt. Er werd daarna ook niet over gepraat. Hij kwam er niet op terug. Nee, het was een vernietigende reactie, waar je maar mee moest dealen. En ik moest steeds gedwongen “sorry” zeggen. Ik weet ook niet wat er in die momenten in hem omging. Als mijn moeder erbij was, riep ze vaak geschokt “Hector!!!” maar verder stelde ze ook geen grens naar hem dat ze dat niet meer wilde hebben. Ik was ook vaak boos op haar, omdat zij zo lief was, (dus bij haar durfde ik het meer dan bij hem) en ik m’n agressie niet kwijt kon bij m’n vader. Normaal kunnen kinderen hun agressie in contact gooien met één van hun ouders, waarop ouders het kind op een gematigde manier leren, dat agressie niet is toegestaan. Langzaamaan wordt dat dan steeds beter en leert een kind om z’n agressie te controleren, maar bij ons werd het zo afgekeurd met veel agressie, dat agressie het enige leven werd, dat ik in me had. Dat is wel een bijzondere situatie. Dan heb je zo’n zwaar trauma, dat de agressie zich vastzet in je systeem, omdat het er niet mag zijn. Dat is heel paradoxaal, maar het is toch echt hoe het werkt. En dan zal het keer op keer getriggerd worden in het contact met anderen in de vorm van boosheid. Het leren controleren zorgt er dan voor, dat je vader, of het trauma, gelijk krijgt, en je zult kapot gaan, zonder een mogelijkheid om te herstellen en je kracht terug te vinden. Dit is wat bij mij gebeurde. Ik was verder heel zachtaardig en vriendelijk, maar kon ontzettend boos worden bij onrecht. Dan schold ik op m’n moeder, dan was ze gekwetst, en kwam m’n vader ook weer om me een draai om de oren te geven of te slaan. Ik zei dan: “Ja, ga maar weer slaan!” Ik kon m’n agressie bij niemand kwijt. Niet bij m’n moeder, niet bij m’n vader, niet bij m’n broer, en niet bij m’n zus. Dus de enige optie was om het contact met die kracht in mezelf te verbreken. Een zeer grote beschadiging. En een ontzettend grote klap voor m’n vertrouwen in anderen en m’n zelfvertrouwen. Ik groeide dus heel angstig op. En m’n ouders wisten niet waar het vandaan kwam. Dat vind ik ongelooflijk.

M’n vader sprak z’n negatieve gevoelens ook niet uit naar m’n moeder. Daar was ie ook van afgesneden, dus hij kon zich niet voorstellen, dat ik wel eens boos was op m’n moeder. M’n moeder sprak echter haar negatieve gevoelens wel uit naar m’n vader, maar meestal ging het dan om wat meer onvolwassen zaken, kleine dingen waar je je van afvraagt: is dat nu wel nodig?

Nooit een grens aangeven, en meteen in een dolle veranderen die er op slaat, is een vreemde manier van communiceren, vooral als het hele jonge kinderen betaamt, die daar nog totaal niet tegen opgewassen zijn. Ik noem het meestal een opvoedingsfout, maar je kunt het ook gewoon huiselijk geweld noemen, want dat is het. Er is een plaats voor heftige afkeuring in de opvoeding, maar alleen als een kind eerst heeft leren luisteren naar gewone niet-destructieve boosheid. En gewone niet-destructieve boosheid is alleen op z’n plaats als een kind eerst heeft geleerd om naar grenzen te luisteren. Dus je hebt zelf in de hand hoever je een kind laat ontsporen. Kinderen hebben behoefte aan grenzen, anders worden ze bang. De wereld voelt dan als een grote brij met teveel opties, waardoor je geen keuzes kan maken en niet weet wie je bent of wil zijn. Als je dan ook nog eens meteen geweld over ze uitstort, dan sla je dus twee stappen over. En zeker wanneer het structureel plaatsvindt, de hele jeugd lang, wordt de wond nog een stuk dieper en soms zelfs onherstelbaar.

Op een gegeven moment ben ik oud genoeg om naar school te gaan. De eerste dag kan ik me niet echt meer herinneren, maar op foto’s is duidelijk te zien dat ik het heel spannend vind. Wel weet ik nog dat we een knappe juffrouw hadden, de eerste tijd. Later wordt zij vervangen door een andere juffrouw. In groep 2 krijgen we juffrouw Marga. Op een gegeven moment nodigt zij alle kinderen in haar klas uit om pannenkoeken met aardbeien te komen eten bij haar thuis. Juffrouw Marga krijgt uiteindelijk kanker, en overlijdt, en we zijn allemaal aanwezig op haar begrafenis. In groep 3 krijgen we meneer Richard en hij maakt in de rapporten wat scherpe observaties. Dat ik me vaak buiten de drukte van het contact met klasgenootjes begeef, en een beetje lijk vast te zitten aan m’n zus. Verder wil ik nog al eens de leuke jongen uithangen. Mijn schoolprestaties zijn super. En ik krijg regelmatig extra werk, omdat ik het ook leuk vindt om obsessief de leerstof toe te passen. Af en toe speel ik bij klasgenootjes of zij bij mij. Maar echt het gevoel van vriendschap, dat heb ik niet. In groep 4 krijgen we juffrouw Sarah, en die noemt kinderen vaak ‘oliebol’ als ze iets doms doen. De meisjes noemt ze vaak ‘wijfie’, wat ik wel grappig vind. Juffrouw Sarah kom ik veel later in m’n leven nog even tegen, als het niet goed met haar gaat. Ze vond dat ik een klas over mocht slaan, maar ik bleef liever bij m’n zus. Dus dat ging mooi niet door.

We gaan regelmatig op vakantie met de familie. Als we jong zijn, is dat bijvoorbeeld naar Center Parcs. Maar zodra we wat ouder worden gaan we vaak naar Ouddorp aan Zee. In Center Parcs glijd ik tussen mijn opa’s benen mee van een glijbaan, terwijl ik nog niet echt kan zwemmen. Mijn opa krijgt de benen van z’n achterligger in z’n rug, en laat me per ongeluk los, waardoor ik even een angstig moment heb en onder water ga. Dat moment leek eindeloos. Gelukkig haalt ie me daarna uit het water. Maar vanaf die tijd was ik geen dikke vrienden met water. Ook onze vakanties naar Ouddorp, waar ik hele goede herinneringen aan heb, krijgen soms een naar randje. Één keer zijn mijn ouders even een stuk wandelen en ben ik alleen met mijn broer, zus en oma. Anton zit zo te klieren dat ik woest op hem word. Nu m’n vader niet in de buurt is, durf ik het. Ik word wel zo woest, dat m’n oma niet meer weet wat ze moet doen. Later komen mijn ouders terug en druk ik alles weer weg. Mijn kant wordt maar amper gezien.

In groep 4 doen Lauren en ik onze Eerste Communie. Ik vond kerkmissen meestal erg saai, maar gelukkig was er regelmatig een nevendienst voor kinderen, die mijn moeder deed samen met wat andere ouders. Toch vind ik de rituelen vaak indrukwekkend. Mijn broer Anton speelt ze thuis zelfs na. En dan moeten we allemaal komen kijken. Hij vindt het sowieso leuk om zich te verkleden, want hij speelt ook Batman. Mijn moeder maakte speciaal een pak voor hem. Ik liep dan achter hem aan zonder pak als Robin. We werden vaak nageroepen (Bat-man!!!!) of ze begonnen de tune van de oude Amerikaanse serie te zingen (met Adam West en Burt Ward). Dat vond ik altijd vreselijk. Ik voelde me altijd voor lul staan, want ze dachten vaak dat ik Anton was, als ik alleen was. Ook slingerde Anton verschillende kinderen brutaal op de bon als hij politieagentje speelde, wat hem niet in dank werd afgenomen.

In groep 5 en 6 op school krijgen we meneer David. In groep 5 beginnen mijn verliefdheden, die verder zowat m’n hele leven plaatsvinden. Het was een heel mooi meisje uit groep 6. En ik keek iedere keer om naar haar in de klas. En dan kon ik er weer even tegen. Tot echt contact kwam het echter nooit. Tijdens de pauzes verberg ik me achter een garagebox die op het schoolplein staat, en kijk ik steeds om naar m’n stille liefde. Haar zusje heeft dit door, en ineens staat ze met mijn stille liefde voor me, waarop ik door de grond zak en begin te stamelen: “Ja, ik sta hier wel vaker!” Tot verder contact komt het weer niet. Later springt mijn verliefdheid over naar andere meisjes, meestal vriendinnetjes van m’n zus. Dan hoef ik niet zo veel moeite te doen voor contact, want dat gaat eigenlijk vanzelf als ze bij mijn zus spelen. Eentje woont in de straat en confronteert me een keer waarom ik toch altijd naar hun huis zit te kijken als ik alleen aan het spelen ben. Ik zeg dat dat niet waar is: een gemiste kans. Met een ander vriendinnetje van m’n zus op wie ik m’n oog had laten vallen, vrij ik op een gegeven moment voetje, en deel ik snoepjes. Maar wat ik verder moest, wist ik niet, dus dat ging dan weer vanzelf over, omdat ze te dichtbij kwam. Ik was altijd erg bang voor wat ze misschien wel niet over me dachten. Het voelde altijd alsof er prestaties van me verwacht werden, waar ik niet aan kon voldoen. Vanaf jongs af aan, zijn de computerspelletjes op onze Commodore Amiga 500, een computer die m’n ouders van de buurman hadden gekocht, favoriet. Die computer opende toch wel de fantastische wereld van de computerspelletjes voor me. De Amiga had zowel mooie graphics voor de tijd als mooi geluid. Ik maakte dan ook in het programma The Luxe Music mijn eerste liedje, dat ik natuurlijk trots laat horen aan mijn familie. Op een gegeven moment krijg ik een Sega Master System II voor Sinterklaas, en dan speel ik urenlang Sonic the Hedgehog, Alex Kidd, Mickey Mouse Land of Illusion en andere titels. Met een klasgenootje wissel ik cartridges uit, want die had ook zo’n systeem. Zocht ik bij meisjes vaak de liefde, bij jongens zocht ik altijd de vriendschappelijke bezigheden en technologie.

Ik word soms wel gepest op school. Er zijn zeker mensen die erger gepest worden, maar toch is het niet altijd leuk. Ze noemen me ‘mietje’ en nodigen me niet uit op verjaardagsfeestjes als ze gaan bowlen, omdat ze denken dat ik de bowlingbal niet kan tillen. Ik had al niet veel zelfvertrouwen, maar dat doet er ook helemaal geen goed aan. Vooral een jongen in de klas heb ik wat moeite mee, omdat hij altijd een nogal passief-agressieve uitstraling heeft. ‘Stoer’ noemt men het. Hij zegt dan ook nooit ‘hoi’ terug als ik gedag tegen hem zeg. Toch blijf ik hem altijd gedag zeggen. En ik loop dan ook iedere keer tegen een muur op, als ik contact maak met hem. Ook noemt hij mijn moeder ‘raar’, wat ik zeer kwetsend vond. In groep 7 zit mijn boosheid zich daarom flink op te bouwen en geef ik hem vanuit het niets een keer een duw waarop we door de leraar voor het bord worden gezet. Vervolgens word ik opgewacht na school en bonkt ie samen met z’n oudere broer m’n hoofd tegen de muur. Toch doe ik daarna altijd weer m’n best om aardig te doen. Mijn hele jeugd kamp ik met heel onveilige gevoelens. Zodra het druk wordt om me heen, of ik moet langs oudere kinderen rijden op m’n fiets, word ik angstig. En dan haal ik ook zelf wel eens uit. Één keer zie ik iemand voor wie ik heel bang ben, en ik geef hem terwijl ik voorbij hem rijd, een schop, waarop ik met fiets en al omval. Karma. Hij bonkt m’n hoofd op straat, en dan houdt ie het gelukkig voor gezien. Dat soort gedrag was puur een impotente poging om de ander iets minder machtig te maken, maar die pogingen liepen altijd op niets uit. Want een ander had zelfvertrouwen en herstelde zich meteen van iedere gebeurtenis, maar ik niet. Ik brokkelde juist steeds verder af en het bleek al snel dat ik niet op mezelf kon vertrouwen.

Ook thuis kwamen mijn driften er soms per ongeluk uit. Zonder dat ik het echt wilde, gooide ik bijvoorbeeld vanuit een impuls een kam in het gezicht van m’n zus, waarop het in haar oog stak. En meer van die dingen. Mijn moeder reageerde dan altijd op een manier dat ik veel schaamte kreeg voor mezelf. Ook wanneer ik bepaalde dingen zei waar wat agressie in zat, dan zorgde ze dat ik me schaamde. Maar mijn vader liet ze volledig z’n gang gaan in z’n kinderlijke en gevaarlijke driftbuien. Van de meeste keren dat het gebeurde, was ze volgens mij niet eens op de hoogte.

Ook op school gebeurde soms ongelukjes. Één keer liet ik de schaar uit m’n handen vallen. Die kwam op de hand van de juffrouw terecht, waarop ze me heel boos op de trap zette. Ze dacht dat ik het expres had gedaan. Wat niet zo was. Maar achteraf was het duidelijk dat mijn agressieve impulsen niet echt betrouwbaar onder controle waren, en ze er soms per ongeluk uitkwamen, wat ik op dat moment helemaal niet wilde. Maar ja, als je alles maar blijft wegdrukken uit overleving, dan komt het er later hoe dan ook op een andere manier uit, ook al is het per ongeluk.

Soms heb ik het heel moeilijk op school. Dan voel ik me zo slecht van alles wat ik over me heen krijg op een dag, dat ik op een keer zomaar vanuit het niets in huilen uitbarst. Maar in mijn hoofd zat, dat je altijd een reden moet hebben om te huilen, dus ik verzon toen een reden. Ik had zogenaamd pijn aan m’n hand. De leraar kwam kijken en zag dat m’n hand wat blauw was, maar eigenlijk was er dus veel meer aan de hand, waar ik de woorden niet voor kon vinden.

Het kwam ook regelmatig voor dat mijn vader zich stoorde aan dingen die voortkwamen uit mijn weinige zelfvertrouwen, terwijl hij het zelf veroorzaakt had. Een normaal iemand vraagt zich dan af, wat er gebeurd is of wat z’n eigen aandeel erin is, maar mijn vader stelde het meer voor als iets waar ik niet aan voldeed. Dan liep ik heel angstig over straat, en dan maakte hij opmerkingen dat ik m’n armen bijvoorbeeld niet bewoog bij het lopen. Dat was puur omdat ik zo weinig zelfvertrouwen had. Sinds die tijd bewoog ik kunstmatig m’n armen tijdens het lopen als een klein robotje. Later werd mijn loopwijze dan door sommige mensen nagedaan, alsof het heel grappig was. Je zult je dan afvragen waarom ik hem niet de waarheid zei, maar nee, dat kon ik niet. Want iedere keer wanneer ik m’n boosheid uitte, dan werd hij wild, dus ik had geen contact met dat deel van mezelf. En ook mijn moeder nodigde me niet uit om eigen gevoelens te hebben.

Ik had dus al vroeg het gevoel dat ik niet voldeed. Tijdens het omkleden bij zwemles, kreeg ik daarbij ook opmerkingen dat mijn piemel kleiner was dan bij de meesten. Ja, vind je het gek, als je de hele dag niets anders doet dan jezelf beheersen, terwijl je eigenlijk woest bent. Ik beheerste me zo erg, dat ik er helemaal aan kapot ging. Dus daar kreeg ik ook heel veel schaamte voor. Meneer David zei dan: “Beter een kleine die steigert, dan een grote die weigert!” Later zou het nog vreselijker worden rond dit onderwerp, maar dat wist ik toen nog niet. Ik had in ieder geval grote angst om mezelf te laten zien en zag iedere week op tegen de zwemles. Want ook het onder water gaan vond ik vreselijk. Door het geweld thuis, kwam er veel druk op m’n hoofd te staan, wat het leven er uit drukte. Daardoor voelde het onder water gaan zo afschuwelijk, dat het iedere zwemles weer een gevecht was, om het toch te doen. Ik snap niet dat ik me uiteindelijk toch nog tot 7 meter onder water zwemmen heb kunnen zetten. Nooit gaf ik m’n grens aan. Nooit werd ik boos. Het was een hel van een gevangenis. En altijd liet ik me voor lul zetten, ten overstaan van de hele klas.

Thuis uitten de angsten die ik had, zich vooral ’s nachts, als het stil was in huis, en ik wakker was en alleen. Dan lag ik zwetend in bed, omdat ik een nachtmerrie had gehad. Meestal liep ik dan verstijfd naar beneden, naar mijn moeder. Dan maakte ik haar wakker en zei ik dat ik eng gedroomd had. Mijn moeder zorgde dan dat ik weer rustig werd, en zei me dat ik vuistjes moest maken. Op belangrijke momenten dat ik in het dagelijkse leven boos was, en dus figuurlijk vuistjes maakte, werd ik echter geslagen, dus hielp het vuistjes maken niet bij m’n nachtmerries. Het was echter lief bedoeld, en zou normaliter wel moeten werken. Er moest altijd een licht aan op de overloop naast mijn slaapkamer, anders werd ik heel bang, tot groot ongenoegen van mijn zus, die juist niet kon slapen als het licht was. Uiteindelijk vonden we daar wel een oplossing voor.

Op sommige momenten in mijn jeugd, was ik zo angstig, dat ik zo vaak aan het bed van m’n moeder stond, dat mijn vader ongeduldig en boos werd. Dan kwam hij met een zin als “verman jezelf”. Als dat gebeurde, dan was ik radeloos van binnen. Heel wanhopig was dat. Want dan werd ik vol geconfronteerd met datgene waar ik van weg wilde vluchten. Dat ik een mietje was, een angstig zielig hoopje ellende dat bang en zwak was. En dat mijn vader vol in z’n agressieve mannelijke energie zat en mij impliciet vertelde: “Ik ben groot en sterk en heel agressief, en jij bent klein en zwak en helemaal niets waard!” En dat was ook precies wat gebeurde als ik op belangrijke momenten in het dagelijks leven me groot en sterk maakte en probeerde m’n woorden te vinden om hem de waarheid te zeggen, en ik daarop geslagen werd door het grote monster. Maar dat was precies waarom ik zoveel nachtmerries had. M’n ouders hadden wel door dat ik vaak bang en boos was en besloten daarop een bokszak te kopen, zodat ik mezelf daarmee kon “vermannen” maar wat heeft dat voor zin als je kracht op de momenten waar het om draait (bij confrontaties) keihard naar binnen wordt geslagen!?! Maar mijn ouders waren helaas blind voor hun eigen aandeel hierin, wat ik ook weer ongelooflijk vind.

We mochten wel altijd op veel verenigingen. We gingen op gymnastiek en later op scouting en judo. Van de gymlessen weet ik niet zo veel meer, al gingen we daar in een of andere grote schommel met een hoop mensen. Meedoen was natuurlijk weer verplicht, en ik stond doodsangsten uit. Maar ja, dan stelde je je natuurlijk aan. Ook bij de scouting kreeg je niets anders dan “stel je niet aan” over je heen. Ze probeerden je daar hard mee te maken. Maar getraumatiseerde mensen hard maken werkt niet echt op die manier, en zeker niet als je niet kritisch kan kijken naar wat je zelf doet als leiding. Getraumatiseerde mensen hebben juist te vroeg te heftig geweld over zich heen gekregen waardoor opmerkingen als “stel je niet aan” harder binnenkomen dan ze bedoeld zijn, en een averechts effect hebben. Het laat je dan afbrokkelen en het weinige zelfvertrouwen dat je hebt, wordt steeds minder. Dus ik heb het niet lang volgehouden daar. Judo was aan het begin ook spannend, maar later werd dit wel leuker. Toernooien vond ik vreselijk, maar af en toe deed ik mee, en won ik ook wel eens wat. Mijn vader had mij een goede heupworp geleerd, en die paste ik iedere keer toe bij mijn tegenstanders. Één tegenstander had dit echter door, dus dat werd een tweede prijs voor mij. Ik had het geluk dat mijn broer ook op judo ging, anders was ik zelf niet gegaan. Dingen alleen ondernemen deed ik niet. Ik werd heel angstig dan. Ook wilde ik niet op voetbal. Was bang dat ik moest douchen en ze weer opmerkingen zouden maken, wat altijd geweldig zwart-wit en vernietigend bij me binnenkwam. Op een keer gooit een vervelend ventje expres een schommel in m’n gezicht, waarop mijn hoofd gelijmd moet worden. Ook heb ik een gat in m’n gezicht, als ik van de bank tuimel. En één keer lopen we over het nieuwbouwterrein en ren ik recht tegen een horizontale buis aan, waarop ik ook gehecht moet worden boven m’n oog. Bij een avontuur met een trapautootje in het Autotron komt de inhoud van mijn enkel door een gat (in m’n enkel dus) naar buiten. Ik weet nog steeds niet hoe dat gat er in is gekomen, maar dat moest ook gehecht worden. Verder sla ik een stuk van m’n tanden bij een verstopspelletje met een klasgenootje achter een pilaar. En krijg ik op m’n 10de een bril, waar ik een grote hekel aan heb, en op m’n 11de een petjesbeugel. Ik ben al niet de populairste, maar in die tijd is het echt funest voor je imago, als ik daar al iets om gaf. Gelukkig is dat tegenwoordig heel anders.

Iedere voormiddag, als de school uit is, rijd ik op m’n fiets naar huis. Meestal los van m’n zus, want die wilde meestal niet dat ik haar volgde. Ze was erg gesteld op haar zelfstandigheid. Als ze wat later was dan ik met thuiskomen, zat ik me bezorgd thuis af te vragen waar ze bleef. Of ze geen ongeluk heeft gehad. Ik was heel bang dat er met haar wat gebeurde, en zij was bezorgd om mij vaak. Meestal vulde ik de tijd wat op door langs mijn oma te gaan. Dan kreeg ik altijd een snoepje. Oma was echt een veilige haven. Ze was altijd zo lief. Opa kon ook lief zijn, en schuine moppen vertellen, maar hij was een beetje agressief af en toe, en voelde zich eigenlijk nooit helemaal goed, ook vanwege z’n diabetes en lekkende hartklep. Dan riep hij door het huis: “Ik ben geen donder wèèèrd!!!” Ik rende altijd voor hem om z’n borreltje in te schenken. Dat vond ik leuk! Mijn moeder had wel positieve verhalen over hem, dat hij echt voor haar opkwam op haar school toen ze jong was, maar ze had ook negatieve verhalen, wanneer hij haar zomaar uit het niets een pak slaag gaf, als kind. Dus ook daar zaten dingen niet goed. Sommige mensen vinden dat dat erbij hoort, maar er zijn altijd gematigde manieren waarop je je kracht naar buiten kunt brengen, die hetzelfde effect hebben, maar daarbij NIET beschadigen. Maar dat moet je wel geleerd hebben als ouder. Maar goed, ik trok vooral naar m’n oma, omdat ze zo lief was. We gingen ook regelmatig bij opa en oma logeren. Oma kwam dan altijd een gebedje doen als we al in bed lagen. Daar keek ik altijd erg naar uit, omdat het zo veilig voelde. Vooral de avonden dat we leuke dingen hadden gedaan, zoals bijvoorbeeld naar de plaatselijke braderie en kermis gaan, en dan in je bed liggen en de geluiden van de kermis op de achtergrond horen, waren heerlijk. Maar ook de zondagvoormiddag, wanneer we op de koffie waren met het gezin bij opa en oma en we door oma volgestopt werden met allerlei lekkere dingen. Met opa namen we onszelf soms op op de bandrecorder. Daar hebben we nog steeds opnames van. Opa was altijd erg kritisch op de opnamekwaliteit en schroefde de hele bandrecorder of microfoons uit elkaar als er een brom in de opname zat. Soms kreeg hij ze dan niet meer in elkaar. Ook nam hij de zangvereniging van m’n ouders op als ze een concert hadden, iets wat ik later ook wel eens deed. Later kreeg ik een oude bandrecorder van hem, die ik gebruikte om op te nemen. En ook op de cassetterecorder nam ik veel op, bijvoorbeeld het voorlezen van een sprookjesboek. Helaas was die opname zo slecht geworden na al die tijd, dat ik hem niet op tijd heb kunnen digitaliseren.

Mijn broer, zus en ik gaan alle drie op muziekles. Anton neemt orgel-les, en Lauren en ik doen een AMV-cursus (Algemene Muzikale Vorming) bij mevrouw Meeren. We leren daarbij met een blokfluit, en zingen ook veel. Aan het eind van de cursus vraagt mevrouw Meeren, wat voor instrument we nu willen gaan spelen. Ik zeg dat ik wil drummen. Maar mijn zus wil verder met blokfluit, wat mevrouw Meeren raar vindt. Blokfluit is echter maar een normaal instrument, alleen kampt het met een ontzettend negatief imago, doordat het door beginnende muzikanten zo verkracht wordt bij, tja, diezelfde AMV-lessen. Maar zoek maar eens professionele blokfluiters op als het Amsterdam Loeki Stardust Quartet of bijvoorbeeld zo iemand als Lucie Horsch en je ziet, dat het een serieus instrument is, er hele dure versies van zijn, en dat het niet makkelijk, maar juist heel moeilijk is om er mooi op te spelen. Ondanks de negatieve mening van mevrouw Meeren, wil mijn zus toch op blokfluitles. Ik durf niet op m’n strepen te staan en voor slagwerk te kiezen, ook omdat ik bang ben om iets in m’n eentje te ondernemen, iets wat mijn ouders weer niet opmerken, en ik ga mee met m’n zus op blokfluitles. Het zou een heel gevecht worden tegen mensen hun vooroordelen, veel schaamte, flink voor lul gezet wórden, mezelf flink voor lul zetten op sommige momenten, maar ook mooie optredens en concerten. Mijn zus is stoer, en trekt zich van die vooroordelen allemaal niets aan. Maar ik heb er meer moeite mee, vooral omdat ik een jongen ben, en blokfluit voor een jongen helemaal als raar wordt gezien door mensen met hun voorgeprogrammeerde meningen. Het zijn veelal maar schapen die naar wolven luisteren en die vinden dat mannen alleen stoere instrumenten moeten spelen (hoe weinig vrijheid en keus heb je dan?), een gedachte die ik zelf natuurlijk ook in me had, en wat eigenlijk mijn eerste keus was, want ik was me daar terdege van bewust, en diep van binnen wilde ik iedereen bewijzen dat ik ook stoer of agressief kon zijn. Maar ook hier haalde ik mijn zelfvertrouwen weer onderuit en koos ik voor de lastige weg, voor de zachtheid, wat overigens niet voor iedereen een lastige weg hoeft te zijn, maar voor mij was het dat wel.

Op school gebeuren regelmatig vervelende dingen, die mij altijd weer hetzelfde gevoel en overtuigingen geven. Één keer krijgt één van mijn klasgenootjes nogal duidelijk wat karma te verduren. Wat er gebeurde, ben ik vergeten. Maar op de één of andere manier deed hij vervelend en gebeurde er toen iets. Ik zei: “God straft onmiddellijk!”, waarop ze me met z’n allen begonnen uit te lachen. Want God, dat is niet iets waarmee de meeste kinderen van die tijd opgroeiden op een notabene katholieke school. Ook waren we een keer aan het sporten, en moest ik een softbal slaan met een softbal-bat. Ik haalde uit, en raakte per ongeluk een populair meisje uit de klas, waarop iedereen dacht dat ik het expres had gedaan. Waar ze dat vandaan haalden, weet ik niet. Maar ik was blijkbaar weer de jongen die een ander beschadigt, iets waar ik juist vreselijk bang voor was. En steevast kom ik weer in zulke situaties terecht, al gebeurt het de meeste keren per ongeluk. Alleen bij jongens komt het voor dat ik dingen expres doe, maar alleen als ik erg bang voor ze ben. Het gebeurt ook vaak dat ik voorwerpen die ik in m’n handen krijg, sloop. Ook weer per ongeluk, nooit expres. Het is duidelijk dat ik ontzettende agressie aan de oppervlakte heb, waar ik me niet van bewust ben, en die ik door alle gebeurtenissen thuis en op school, steeds meer naar mezelf ga richten.

Af en toe ga ik spelen bij jongens uit de klas, maar ik durf nooit aan te geven wat ik wil doen. Een klasgenootje van een klas lager (het was een combiklas) had een mooie computer thuis, en ik had me verheugd op het spelen van computerspelletjes, maar hij had een nachtmerrie gehad de vorige avond, en dat kwam volgens z’n moeder door te veel computeren, dus toen moesten we maar met de lego gaan spelen, waar ik geen bal aan vond. Ik heb me stierlijk verveeld die middag, maar achteraf is het wel lachen. Ook werd een jongen van een klas lager gepest, en ik voelde met hem mee, dus ik bood aan om bij hem te komen spelen. Hij heeft heel de middag DuckTales gespeeld, en ik heb het wel 10x gevraagd, maar hij heeft mij geen moment aan de beurt gelaten. Ook zo tof! Maar denk maar niet dat ik een grens stelde of boos werd. Ook wilde ik een keer bij iemand spelen, die veel van techniek en elektronica wist, en ik hoopte dat we daar mee gingen experimenteren, maar uiteindelijk zaten we heel de middag op een zandheuvel te spelen, waar ik geen bal aan vond. Ook hier gaf ik weer niet aan wat ik wilde. Kortom, het was vaak niet echt een succes, als ik bij klasgenootjes ging spelen. En vriendschap voelde ik al helemaal niet. Achteraf zie je pas wat je eigen aandeel daarin is.

In groep 8 studeren we met de klas de eindmusical in. Er was een solo, die door iemand gezongen moest worden, maar niemand wilde en verschillende jongens deden een poging, maar dat werd niks. Toen was het mijn beurt, en ik deed het echt goed. Maar ja, weer op mijn manier. Heel zachtaardig! En met een toen nog hoog stemmetje! M’n ouders waren megatrots op me na de uitvoering in een klein theatertje, maar ik kon dezelfde trots niet voelen. Nee, ik voelde me zoals gewoonlijk weer ‘anders’. Gelukkig kreeg ik een complimentje van een klasgenootje, een meisje. Ze had het heel mooi gevonden en ze zei dat ik het veel beter deed dan iemand anders in de klas die er niets van bakte. Ik had natuurlijk altijd een broer boven me die alles veel beter kon dan ik, dus dat ik het beter deed dan een andere jongen en een meisje dat zag, ja, daar groeide ik wel van. Ik zat toen ook op het plaatselijke kinderkoor, samen met mijn broer en zus. Mijn broer deed het orgel, en mijn zus en ik zongen, samen met de vele andere kinderen, meestal bij de kerkdiensten, onder leiding van de orgeldocente van mijn broer. Wat mij motiveerde om hiermee door te gaan, waren weer al die leuke meisjes die op het koortje zaten. Eigenlijk heel normaal voor een jongen, maar veel contact maakte ik weer niet echt, en het speelde zich vooral binnenin me af. Zachtaardigheid hoeft geen enkel probleem te zijn, al wordt het vaak met zwakheid verwart. Maar dat is het absoluut niet. Er zijn zachtaardige mensen die heel gevaarlijk zijn in hun doen en laten. Helaas combineerde het zich bij mij met een grote kwetsbaarheid en veel angst. En daardoor kwam ik veelal wel zwak over, en daar was ik me zeer bewust van.

Tijdens de kerkdiensten, help ik soms de pastor tijdens de missen, het zogenaamde ‘dienen’. Ik was al niet cool, maar ook dat was weer iets waar ik recht tegen de mening van de populaire massa inging, en wat nog lang volgehouden heb. De pastor was alleen een beetje vreemde eend. Tijdens één mis moest ik ontzettend plassen, maar ik durfde niet uit de mis te gaan en naar de wc te lopen. Sterker nog, ik wist niet eens waar de wc was. Het voelde verdomme weer alsof je daar een performance stond weg te geven, en ja, the show must go on. Dus ik durfde het niet te onderbreken. Daar had ik wel vaker last van. Ik luisterde dan niet naar m’n lichamelijke signalen, en ging gewoon door, zolang een ander het van me verwachtte. Toen de mis afgelopen was, vroeg de pastor mij nog de kaarsen uit te blazen achterin de kerk. Ik liep naar de kaarsen, en blies, en toen kon ik het niet meer houden, en voelde ik het zeik langs m’n benen naar beneden lopen. Tja, totaal belachelijk. Met een omweg fietste ik naar huis, zodat ik vooral niemand tegen zou komen… Ook moest ik een keer samen met Lauren dienen. We kregen ruzie toen we de waterschaal moesten pakken, waar de pastor z’n handen even in kon wassen, midden tijdens de dienst, en het water kletste over de rand, op de vloerstenen, tot hilariteit van het volk in de kerk.

Het jaar in groep 8 is eigenlijk heel leuk! We krijgen muziekles van meneer Hans, die de lachers op z’n hand heeft, met z’n ouderwetse gebaren do-re-mi. Maar hij gebruikt ook de computer bij het muziek maken. Iets waar ik erg geïnteresseerd in was. Op een gegeven moment vraag ik of ik het programma dat hij gebruikt, Cakewalk Pro Audio, mag kopiëren van hem, en dat mag, waardoor ik het kan gebruiken op onze computer. Hij vertelt dat je ook een geluidskaart nodig hebt, om er geluid uit te krijgen. Bij de 486 PC die we op dat moment vooral gebruiken, zit dat er niet standaard in, zoals bijvoorbeeld wel bij de oude Amiga’s. Hij schrijft voor me het merk en type geluidskaart op, dat hij aanraad, een Creative SoundBlaster AWE32, één van de betere geluidskaarten op dat moment. Ik had in verschillende foldertjes gezien dat hij 549 gulden kostte. En ik heb zeker een jaar gezeurd bij mijn ouders. Als iets 2000 gulden kostte, dan zei ik, dat is ongeveer 4 geluidskaarten. Uiteindelijk hoorden mijn ouders bij de regionale computerwinkel dat er toch wel heel mooi geluid uitkwam. Er werd een midi-bestand van het liedje Kayleigh van de progressieve rockband Marillion op gedraaid, al wist ik dat toen nog niet. Ik was helemaal verkocht, en mijn ouders kochten de geluidskaart, een heel langwerpige kaart, die we zelf konden inbouwen in de PC die we op dat moment hadden. De muziekwereld die vroeger al geopend was met het programma The Luxe Music op de Amiga, ging opnieuw voor me open!

Sinterklaas is wel het hoogtepunt van het leven thuis. Tot op hoge leeftijd hebben we het gevierd. Zelfs als we het niet zouden vieren, kwam het voor dat mijn ouders toch kadootjes hadden geregeld als verrassing, wat erg leuk was. We pakten de kadootjes één voor één terwijl de anderen toekeken, en dat maakte het extra spannend, want soms zat er een extra inpakpapiertje onder het inpakpapier met een andere naam erop. Soms was je teleurgesteld, en soms heel verrast. Het is één van de beste herinnering aan hoe mijn ouders, vooral mijn moeder, dingen regelde en aanpakte.

Dat jaar in groep 8, doen we nog verschillende andere dingen buiten school met de klas, zoals fietstochten met meneer Janus, en we gaan ook op kamp. Ook gaan we naar een oorlogsmuseum waar ik foto’s maak, die erg populair zijn bij sommige klasgenoten, één van de weinige momenten dat ik mezelf voel groeien. Ook steek ik een vel papier in een kaars tijdens de kerstviering in de klas, waarop mijn zus keihard en keidramatisch mijn naam door de klas roept! Verder zijn er verschillende klassenfeestjes waar er gegabberd en geschuifeld wordt. Ik vond het allebei niks, en meestal zat ik dan maar toe te kijken hoe anderen de tijd van hun leven hadden. Bij de laatste bijeenkomst met de klas waarbij we onze rapporten krijgen, zegt meneer Janus dat wij de leukste klas waren die hij ooit gehad had, maar niet de beste! En dat klopte ook wel. Want er zaten maar weinig echt vervelende mensen in onze klas, iets waar hij bij andere klassen veel meer ervaring mee had. Bij het afscheid maakte hij ten overstaande van alle ouders en kinderen nog wel een rotopmerking naar m’n zus, die nergens op sloeg. En toen fluisterde hij in haar oor: “Maar ik weet dat je het goed bedoelt hoor!” Ja, zeg dat dan ook hardop! Het was misselijk en mijn zus was er echt van de wijs van, want bij haar kwam het ook heel zwart-wit binnen. Het was een smet op het afscheid, zeker voor haar. Verder volgde nog een afscheidsfeestje, waar de klas eigenlijk heel harmonieus afscheid van elkaar nam. Ook al had ik af en toe wat bonje gehad met één van mijn klasgenoten, gaf ook hij me gewoon een knuffel bij het afscheid. En dat heb ik altijd gewaardeerd. Want ik wilde niets anders dan harmonie.

deel dit hoofdstuk:

Spring naar
een andere pagina:

2020-01-01T00:01:00Z
Deel 1: 1984-2017

Deel 1

1984—2017

Een overzicht van mijn bewogen jeugd, hoe mijn behandeling voor zware angst- en identiteits­problematiek helemaal misgaat, en hoe ik deal met de rampzalige gevolgen.

2020-01-01T00:02:00Z
Deel 2: 2018-2025

Deel 2

2018—2025

Hoe ik informatie ontdek over entiteiten die lichamen overnemen en hoe deze entiteiten uiteindelijk de aanval op mij en m’n omgeving openen.

2020-01-01T00:03:00Z
Deel 3: diverse onderwerpen

Deel 3

diverse onderwerpen

Hoe ik mijn ervaringen in therapie kan verklaren, welke andere dingen ik in m’n zoektocht naar waarheid ontdekt heb en mijn opinie over andere zaken.

2020-01-01T00:04:00Z
Artikelen

Artikelen

2020—2025

Een deel van de artikelen die ik in de loop van de tijd heb geschreven. Sommige staan offline nu, maar zijn opnieuw verschenen in de drie delen van mijn verhaal.

Loading...

Even geduld a.u.b.

Pagina wordt geladen...